woensdag 14 oktober 2015

De Zeenimf (deel 4 slot)

Het leven wordt ondraaglijk;
als je dorst hebt en verloren bent in de woestijn,
het bos zich rondom je sluit als je op zoek bent naar een thuis,
als golven zich werpen op het schip en de haven nog ver achter de horizont ligt,
je knieën pijn doen en je de top van de berg niet kunt bereiken,
als het nomansland geen grenzen meer heeft,
als verliefdheid onbeantwoord blijft.
( uit:" getuigenissen van een zwerver",D.Johanssen)

Het werd druk in de Man'O'war bay, er kwamen steeds meer jachten voor anker liggen, veel catamarans. Alvorens terug noordwaarts te zeilen was het voor hen wachten tot het hurricanegevaar tot bedaren komt. Maar dit weerhield de dolfijnen niet om regelmatig de in baai rond te vendelen. Ze waagden zich veel dichter bij Charlotteville, of zelfs vlak bij het gele strand van Piratesbeach. De kinderen sprongen dan in het water en konden de dolfijnen zelfs aanraken. Vissers vertelden me dat er veel tonijn was in de baai.
Ook de nimf liet zich opmerkelijk veel zien, ze zwom rond en onder mijn schip, pletste luide knallen op het water met haar vlakke staart, hing aan de ankerketting, duwde mijn bijbootje bijna omver. Maar zolang ze met de troep dolfijnen mee was, bleef ze afstandelijk en kwam zeker niet aan boord. Als ik met haar alleen was, opende ze haar menselijk hart, maar nu bleef ze dolfijn, zeedier. Dit verschil maakte me gek.
Ik riep haar eens luid toe: "Don't drive me crazy!" Waarop ze even boven water kwam, haar natte haren klevend in haar hals en op haar schouders. Ze keek me een moment doordringend aan, en zwom pijlrecht weg van de boot. Ze liet zich weerom dagen niet meer zien. Ik vervloekte mezelf om mijn uitlating.

Om terug tot mezelf te komen en uit de trance te geraken, voer ik terug naar het verlaten strand van Hermitage. Ik liet er mijn gedachten de vrije loop. Ik moest de nimf weer eens alleen voor mij hebben, weer haar menselijke kant naar me toetrekken. Het idee van haar het voorstel te doen een nacht op dit strand door te brengen, liet me niet los, het zou dan ook nog volle maan worden!
Ik sleepte mijn bijbootje terug naar de waterlijn, maar bij dit manoeuvre struikelde ik en een stuk aangespoelde bamboe boorde zich pijnlijk in mijn rug. Ik voelde de harde tik nog de dag daarop, toen ik ging snorkelen naar de Northpoint, waar een zwerm grote barracuda's zich nieuwsgierig verzamelde rond mij. 
Plotseling schoten die in alle richtingen weg, en uit de troebele diepte dook de nimf op. Ze leek gehaast, ik deed haar het hermitagevoorstel, maar ze trok haar schouders op, en verdween. Wederom: unexpect"d"expected... .

Ondanks alles had ze me diep geraakt. De permafrost in mijn binnenste deed ze langzaam smelten, en er was een riviertje ontstaan dat terug licht en kleur bracht in een te duister schilderij. 
Jean, daar laat je je weer meesleuren in een stroomversnelling van emoties waar je met moeite je hoofd boven water kan houden! Ik kon niet anders doen dan de momenten afwachten dat ze kwam, ik kon niets met mijn verstand bedenken of dat liep fout, ik moest alles nemen zoals het zich voordeed.

Gelaten liet ik de tijd zijn werk doen. Ik kon me niet voorstellen dat er bij haar geen gevoelens loskwamen, het was aan haar om initiatief te nemen. Op een late namiddag dreef ze op een afstand bij mijn boot. Haar armen gespreid op het water.
"Jan, zullen we morgen nog eens een uitstapje maken, want we vertrekken binnenkort naar de noordelijke eilanden."
"Right, waterwomen, zie je morgen."
Reeds vroeg in de morgen was ze bij de zwemtrap en hees zich op het achterdek. De zon begon net het groen van de heuvels te kleuren. Boven Hermitage plakten nog lage grijze cumulussen aan de jungle.
"Zullen we naar Cambletonbeach gaan?" vroeg ik.
"Nee neen, het hoeft zo ver niet te zijn, zwem met me mee tot Piratesbeach, nu is daar niemand."
We plonsden in het water, ze nam mijn beide handen vast, en ik voelde terug die warme lauwte door mijn lichaam stromen. Ze was weer helemaal vrouw. We bleven lange tijd net voor de branding in het water hangen.
"Vertel me eens over je dolfijnleven?" vroeg ik benieuwd.
"Zoals je al gezien hebt, ben ik bij de groep dolfijnen met de grote grijze als leider. Hij bepaald waar en wanneer we ergens naar toe gaan. Dit hangt meestal af van de hoeveelheid vis die er is, of van de gevaren die er zijn. Dat zijn vooral visnetten die verticaal hangen, of een teveel aan plastic rommel in het water. De jonge dolfijnen slikken wel eens iets van dat goedje in en soms sterven ze eraan. Verleden week hing hier ook een net waarin twee schildpadden zijn verstrikt. De grijze vertrouwt de mensen niet zo, zeker de vissers niet. En hij houdt mij speciaal in de gaten omdat ik geneigd ben mensen op te zoeken, wat wil je?! Hij kan dan heel streng langs me heen komen en geeft me dan wel eens een stomp met zijn neus. Maar hij heeft me nodig omdat ik het meest van mensen af weet. Toch vrees ik hem soms, hij kan heel moeilijk en humeurig zijn. Dan hou ik me braaf tussen de groep, of ik probeer hem op andere gedachten te brengen. In ieder geval is het voor hem hier genoeg geweest, de dolfijnen wagen zich veel te dicht bij het strand en de mensen. Misschien vertrekken we morgen al."

Een dinghy ronkte naar het strand toe, het was Alexia die bijna iedere morgen de was en de plas komt doen met haar zoontje Tim. De nimf dook weg, jammer.
"Bonjours Janne, ça va? Où est ton annexe? Tu as nagé jusqu'a ici?"
"C'est une bonne exercise, je reviens au bateau, à toute!"
"A toute Janne!"
Ik zwom terug, de nimf dook weer op en vergezelde me tot aan mijn boot.
"Vertel nooit iemand wat ik heb verteld aan jou!" zei ze streng, "Ik ga nu want er moet nog van alles voorbereid worden." Ze dook de diepte in, onhoorbaar, snel, alleen wat turbulentie nalatend.

De volgende morgen was ik reeds vroeg wakker. De lucht was troebel door het fijne woestijnstof dat met de bestendige oostenwind wordt meegevoerd. De wolken toonden geen scherpe rand en schoven in een grijze waas naar het westen. Zou ze nog afscheid van me nemen na alles wat gebeurd is?Misschien zijn ze al weg?
De Man'o'war bay bleef leeg, buiten een paar vissers die hun jankende buitenboordmotoren opvoerden om aan de London Bridge Rock hun vislijn uit te gooien. 
Ik wou 's middags het land op, ik ga nu ook niet heel de dag zitten kniezen, maar ze kwam onverwacht langs de boeg aanzwemmen, kroop de zwemtrap op, bleef op het achterdek. Ik streek met mijn vingers over haar linkerbovenarm en proefde het zout op mijn lippen. Ze glimlachte.
"Ik ga weg, Jan, ik kom je nog een laatste groet brengen. Misschien komen we elkaar nog wel eens tegen op zee of in de oceaan."
"Geef me dan nog een natte kus!" flopte ik eruit.
"Neen, dat kan niet!" repliceerde ze, "De groep is reeds vertrokken en ik moet ze inhalen."
We omarmden mekaar, maar ze voelde koud en nat aan. Ze dook over de reling en plonsde zwaar het water in. Zonder omkijken zwom ze aan de oppervlakte, snelheid nemende, om dan te verdwijnen. Ik zag ze nog eenmaal boven komen, om lucht te happen, maar dat was nauwelijks zichtbaar.

Er was geen beweging op het water. Alles hield zijn adem in. Zelfs de fregatvogels waren nergens te zien. Een rust kwam over me heen. Zal ik dit verhaal ooit durven vertellen? Zeemeerminnen bestaan niet, en hetzelfde geldt voor nimfen.
Over Charlotteville hing een donkere wolk en sproeide regen in een dik gordijn omlaag. Ik ging de luiken sluiten, en haalde mijn t-shirt onderdeks. Het zou nog een week duren voor ik Scarlatti door de boxen liet spelen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten