dinsdag 24 maart 2015


Wat je hier moet opslorpen: de warmte, het klare water, de gouden stranden, de kleuren... 
Als je gaat snorkelen kom je in een tropisch aquarium terecht.
Ruw landschap op de top van Union Island.
Winderosie doet de bomen en struiken naar het westen groeien.

Aquarel van Palmer Island, met in de voorgrond het rif dat de deining breekt.
Hot spot voor kitesurfers: vlak water en volle passaatwind, sjezen maar!
Union Island, overal geiten, zelfs op het kerkhof waar alleen 'bevoegd' personeel binnen mag.
Even buiten het toeristisch circuit de confrontatie met de real habitants: overleven, met weinig geld. Elkeen heeft een handeltje, al is het maar een reparatie-atelier in combinatie met een rumbar. De geiten en kippen overal aanwezig.
Voor anker in Clifton, Union Island.

Alles ziet er vredig uit maar tijdens de avond draait de wind 180°. Gevaarlijk dicht komen de geburen en dat wordt anker op en een nieuwe spot vinden tussen het rif en de charters (die RECHT hebben op een meerboei).
We zeilen op naar Union Island, het is wel niet direct bezeilbaar maar een dagje kruisen voor de verandering kan erbij, dit na een slordige 3000 mijl ruim tot voor de wind gevaren te hebben.
Je moet hier wel goed opletten bij het binnenvaren: de baai ligt vol riffen die te zien zijn aan de lichte fluokleur. Een goed pilotboek met luchtfotos maakt navigatie duidelijker (Chris Doyle).We gaan voor anker op een nog open plaatsje tussen de charterboten, of drijvende forten, want het zijn bijna allemaal catamarans van over de 40 voet.
Clifton is het dichtstbijzijnde stadje, een mooie mengelmoes van kleurige huisjes, autochtonen (zwarte rastas) en toeristen. Tussen de palmbomen ligt een vliegveldje waar regelmatig, met kleine tweemotorige vliegtuigjes, toeristen worden afgezet. Voor de piloot zal de takeoff en landing geen makkie zijn want de baan is zeer kort. En zeker moeilijk als er crosswind staat.
Enfin, de wind begint te draaien, er komen nog een paar jachten te dicht aan een boei hangen. Dat wordt gevaarlijk en we besluiten te verhuizen naar meer open ruimte. De kiel toucheert eventjes zand, ok, de dieptemeter staat op nul: die staat goed gekalibreerd.

Union Island is klein en niet hoog, en is daarom veel droger en ruiger dan bijvoorbeeld Grenada. Een wandeling naar de top van het eiland is de moeite: je overziet de eilanden met daaromheen de fluogroene wateren, de riffen die de golven breken, en in het vlakke water erachter spuiten kitesurfers door water en lucht.
Een vijftal mijl verder ligt Mayreau, een klein eiland van God en klein pierke verlaten. Een paar keer in de week komt hier een ferry aanleggen. Plus wat jachten die voor anker gaan. Ieder huisje is een bar of bakkerij of souvenierwinkel. Je merkt dat alles op overleven is gericht, veel aktie is niet te zien.
We schuiven  noordwaarts naar het eiland Canouan. De helft van dit eiland is reservaat voor rijke burgers, en je hebt permissie nodig om erin te geraken. Hier staan wat meer 'stenen' huizen, wat hotelletjes, maar voor de rest blijft het rustig tussen de palmbomen. 's Nachts begon het ferm te waaien, en ik zette het ankeralarm maar aan.

Ik schrijf nu aan boord, we liggen voor anker in de Admirality Bay op het eiland Bequia. Het ligt vol boten en het is zoeken naar een vrij plaatsje.
Port Elisabeth is zeer kleurrijk, met veel winkeltjes, fruitmarkt, souvenirstandjes. Het is hier ook gekend voor zijn replikas van zeilboten. Het is prachtig varen tussen de groene eilanden, door het diepblauwe water, en altijd die warmte, in de bijna nooit aflatende passaat. 
En toch, met Piratesbay in Tobago hebben we nog geen gelijke gevonden! We zien wel...

Thanks chaps, over and out. 

dinsdag 17 maart 2015

Vissers met hun kleine vissersboten.
Allemaal dragen ze een specifieke naam: deze "expect'd'unexpected" van visser Paul.
Halifax harbour: een rustige baai, een wrak, rondom groen... 
Wat het woord harbour ook moge betekenen.
St. Georges town gezien vanuit het fort.

Veel kerken en huizen zijn weggeblazen door de laatste hurricane in 2014.
Een tussenstop in Halifax harbour, wat het ook moge voorstellen.
Pacific wave tussen nieuwe "vriendjes" in St Louis marina. 
Rara waar ligt ons beestje ergens vastgebonden?

De ligplaats was dus ook helemaal NIET gratis.
Jungletuin.

Tijdens het schetsen viel er een groene leguaan uit de boom op mijn arm. Message from the sky?

Mooie huizen in hun eenvoud.

Schetsen en tekenen zijn een goeie manier om contact te maken met de bewoners van Charlotteville.
Een tekening aquarel van het magische Piratesbeach.

Volgens oudere inwoners zouden hier nog schatten verborgen liggen van gekende piraten zoals Morgan, Blackbeard... . In ieder geval kan je piratesbeach maar bereiken via één pad door de jungle of via het strand. Een waar stukje overgebleven paradijs!

zaterdag 14 maart 2015

Café Sport in Horta.
De vismijn van Charlotteville.

Charlotteville tot Grenada

We liggen te rollen achter de ankerlijn in St.Georges buitenhaven (Grenada). We zouden al verder noordwaarts moeten zitten, maar de passaat vertoont een knik die teveel tegen zit. Wachten dus.                                                                                                                 
Na 5 weken  Charlotteville werd het tijd om het anker te lichten. De combinate van ongerept strand, jungle, real sailors (geen charters), reef, charmant kleinschalig stadje met vriendelijke mensen, de vissers als de kings in town met hun specifieke bootnamen: "tjoe", "eastern star", "baby lu", "electra", "dash", "deadly catch", "lion", "glory morning", "expect'd'unexpected"... Ze vissen meestal met lijnen achter hun boot, en halen er o.a. grote dorades, kingfish, tonijn mee naar boven. De gevangen vis gaat naar een 'vismijn', een afdakje boven een tafel, waar de vissers hun vis kuisen en direct verkopen aan een wachtend publiek.
Wat Café Sport is voor de Azoren, is Jaba’s Café voor Charlotteville. Hier komen de zeilers hun frisse “stag” of “carib” pint drinken, samen met toeristen en dan wordt er soms spontaan een barbecue georganiseerd op Piratesbeach, of een muziekavondje jazz...
Er zijn plannen om hier een marina te construeren: na Barbados is dit hier de dichtstbijzijnde beschutte baai na een Atlantische oversteek, en ze ligt buiten de hurricane-sector.
Wat wil je na enkele weken op zee? Een steiger om je boot vast te leggen, vers zoet water, elektriciteit, een douche, gemakkelijk inklaren, laundry, en vers voedsel.
Maar de plaatselijke bevolking is niet zo happig op verandering. Laat de rust zoals die er is.

De trip naar Grenada is zo’n 80 mijl, dat is dus 's avonds vertrekken om bij zonsopgang toe te komen. Het was alweer een tijdje geleden dat het schip had gevaren, we werden al snel verzwolgen in de opschietende swell buiten de baai. Uit de meewaaiende cloudtowers dendert het dan nog eens beauforts en regenbuien: back to the ocean.
Dan maar 3 reven in het grootzeil, genua voor éénderde dicht. Er zit een volle maan die glinstert op de aanschuimende golven. Zeeziekte liet ook nog van zich horen. De koers is half tot ruim, cathy deed weerom haar werk tot voor Pricly bay waar we inklaarden bij immigration. We hadden 2 opstappers en die moesten nog een bewijs hebben dat ze Grenada zouden verlaten zonder mijn schip. Papieren dus...

Ik heb te lang naar de mooie foto's in de pilotboek gekeken. Pricly bay komt over als een afstandelijke drijvende infocamping, de haagjes rond de boten ontbreken nog. Ik kreeg dan nog enkele dagen koorts. Wegwezen dus, naar de stad St. Georges.
De enige vrije plaatsen waren in St. Louis marina, tussen mega jachten, de scheepskasgrafiek toonde een tijdelijke dip.
Inkopen doen, loundry... om dan 30 mijl verder het eiland Carriacou aan te doen. Twee keer capituleren. Duizenden mijlen gevaren en dan niet door de luttele 30 mijl geraken, tegenwind van 25 knopen en daar boks ik niet tegen op. We gingen nog een nachtje voor anker in Halifax harbour. Een vergeten baai met wat scheepswrakken.

En nu ten anker terug in St. Georges. Levendige stad met koloniaal verleden.

See you chaps,over and out