zondag 11 oktober 2015

De Zeenimf (deel 2)

De volgende dag was niets van dolfijn, noch van nimfbeweging te zien. Het sprookje is uit, dacht ik. Maar de ochtend daarop zag ik opnieuw de dolfijnruggen die met regelmaat uit het water kwamen. Geen nimf te zien, hoewel ik haar aanwezigheid kon voelen. En ja hoor, daar zat ze, op een rots met de schuimende branding eromheen.
De lucht was bezaaid met kleine cumulussen die naar het westen schoven. De zon gaf warmte en de nimf was van haar zonnebadje aan het genieten. Ze zag me en zwaaide me toe. Zou ze naar me komen? Voelde ze nog iets voor mij?
Ze zwom langs de bakboordzijde voorbij, dook onder het schip, om aan de spiegel tevoorschijn te komen.
"Schipper, je zei me vorige keer dat je tekent en schildert, leer het mij ook eens."
"Met plezier, waterschoonheid, we gaan naar een mooi strand, Hermitage Beach, of Lovers Beach. In ieder geval daar waar schildpadden hun eieren leggen."
Rugzak met papier en tekengerief mee, op naar het verlaten strand, zij sierlijk zwemmend, soms met een  duizelende snelheid, dan weer rustig en haar hoofd stil boven water houdend, of mijn arm bijbootje voorttrekkend dat ik dacht nu schiet mijn bodem er zeker uit.

Op het strand lag veel aangespoelde rommel, die soms van ver over de oceaan komt. Er waren sporen door het zand getrokken. "Kijk! Hier is een nest kleine schildpadjes uitgekomen!" Je zag streeplijntjes die naar de waterlijn trokken, afgeboord door kleine stipjes.
De nimf kon soms heel spontaan mijn handen vastnemen, of als ik op mijn knieën zat haar armen rond mijn nek slaan en dan dreef er een warme gloed door me heen. Ik gaf haar een zwart potlood, en een vel tekenpapier. "Teken maar iets dat je aantrekt", zei ik, "Dan zie ik wel wat je kan."
In volle concentratie begon ze een stuk mangrove te schetsen, heel gedetailleerd, bijna kinderlijk, doordrongen van pure eerlijkheid, het deed me denken aan het dadaïsme. Ik wou nog iets opmerken over compositie, maar kon het niet over mijn lippen krijgen.
We praatten, zongen, tekenden nog wat, ik smolt weg in dit tijdloze. Toen vroeg ik haar hoe het kwam dat ze zoveel wist van de mens, alhoewel ze in zee leeft?

Ze deed haar verhaal: 
"Ik was vroeger een normaal mens, groeide op langs de kust in Zuid Portugal. Ik had ouders, twee oudere broers, liep school, werd een jonge vrouw met misschien een mooie toekomst. Maar steeds sleepte ik een schaduw voort als een zwaar gewicht, en deze verdween iedere keer als ik naar zee keek, of als nonkel Michael me meenam met zijn boot. Pas dan voelde ik mij licht en vrij. Voor de kust zag ik regelmatig dolfijnen en dacht, kon ik maar met deze verstandige vissen mee zwemmen, altijd maar in zee zijn, altijd gelukkig. En op een dag was het zo ver, een grote grijze dolfijn kwam op me af toen ik in zee zwom, en zei: "Als je wilt kan je met ons mee, maar je zal half dolfijn, half vrouw zijn, en achteraf kan je er niets meer aan veranderen. Denk er goed over na, als ik je nog eens zie zwemmen kom ik het je opnieuw vragen. We blijven met de groep nog een tijdje rondhangen." Enkele dagen later voelde ik de schaduw zo zwaar aan mij kleven dat ik ging zwemmen in zee, ondanks de hoge branding. Ik was nog maar net in het water of daar sprongen langs alle kanten dolfijnen de lucht in, of surften de golven af, eentje gaf me een duw met zijn snuit, ze dansten om me heen. De grote grijze dolfijn kwam uiteindelijk op me af, vroeg me of ik meeging, want ze zouden naar de Atlantische oceaan verhuizen. Vergeet niet, je kan nooit meer terug. Ik keek nog even naar land, keek naar de brullende branding, en dacht: Ik ga mee! Een grote golf sleurde me mee, ik dook onder water maar kon heel lang zonder adem onder blijven. Mijn benen groeiden tot een staart, en plots kon ik even snel zwemmen als een dolfijn. Ik werd een zeemeermin, een zeenimf, zoals je me nu ziet. Iedereen denkt dat ik verdronken ben, niets is minder waar, maar de schaduw is voorgoed verdwenen."

Ze zweeg een tijdje, keek toen naar me, omarmde me, en drukte haar lichaam dicht tegen me aan voor lange tijd. "Ik hou van je, schipper, ik voel me thuis bij jou, zeeman." Ze liet me los, tuurde over de zee. "Ik moet nu gaan, naar de groep, ik zal je helpen en je naar je boot trekken." 
De namiddag was al ver over, ze liet mijn dinghy los en reikte me nog haar hand. "Dankjewel, Jan." Het was de eerste keer dat ze me bij mijn naam noemde. De zee was helder met een groene diepe schijn erin. Nog steeds zweefden de witte passaatcumulussen onder een blauwe lucht naar het westen. Fregatvogels doken de kustlijn af. De jachten wiegden op de inrollende slome deining.

"Where were you today?" vroeg mijn Amerikaanse buur aan mijn stuurboordzijde voor anker.
"Oh, on Turtle Beach to do some paintings."

...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten