maandag 23 februari 2015

Canarische eilanden

Langs de kust chillen, smoothweg en alleen op genua, 25 mijl  zonder hindernissen. Het is een namiddagwandeling op een late zomerdag. Aan stuurboord schuift het vulkanisch landschap van Lanzarote voorbij: droog, zwarte lavarotsen, hier en daar een pluim palmbomen.
We varen Arrecife in, met wat bochtenwerk langs de boeien vinden we de nieuwe marina. Oproepen via vhf dat we aan onze final approach toe zijn, we krijgen een parkeerplaats, nog eens keurig bijgetuned door één van de marinaboys die de meertouwen aanneemt.
Ik ben hier vroeger eens geweest als toerist maar deze haven is bijna onherkenbaar geworden. Langsheen een nieuwe kaaimuur zijn allerlei winkeltjes en flashy shops neergepoot, waarin dure merken de sleutel tot het ware geluk aanprijzen.
De haven ligt vol met doortrekkers, kompleet niet compatibel met de banaliteiten op de kaai. Ik kreeg er zowat mijn zeurende rugpijn van terug. In de oudere havenstad vindt je dan weer vanalles wat een oceaanzeiler nodig heeft, maar het ligt wel wat verspreid. Niet te lang talmen, het schip moet de nieuwe matrozen ophalen in Coralejo op het buureiland Fuerteventura.
Bij het buitenvaren van Arrecife kruisen we Tortuga, onze trouwe medezeilers sinds Lacorunia. Altijd mooi weerzien van dat schoon volk.

Het is 24 mijl tot de volgende haven, wind in het gat, maar toch wat te koud voor de tijd van het jaar. In de late namiddag varen we Coralejo binnen. In de baai dansen enkele jachten achter hun ankerlijn, best dat er een plaatsje vrij is aan het ponton.

’s Avonds komen Luk en Simon aan boord, blij weerzien en vele verhalen gaan over de loopplank. Met 4 aan boord is het wel even wennen, de luxe van ruimte is beperkter, de cadans van het leven aan boord wordt drukker. Ook de zeilmaneuvres verliepen in den beginne niet zo vlot, het is een kwestie van ingespeeld geraken op elkaar. We verkennen het stadje: wat opvalt is de diversiteit van het publiek. Het is alsof Coralejo een smeltkroes is van allerhande aangespoelde nationaliteiten, surfboys inclusief. Dat maakt het extra levendig.
De volgende track is naar Grand Canaria, Las Palmas via tussenstop Grand Tarajal. Deze laatste is een te grote jachthaven voor een ingeslapen stadje. Het zijn de grote muurschilderingen die het toch iets specifiek geven. Voor de rest is er de oneindige rust met een soort vacuümgehalte.
Na 2 nachten en overblowed papiergedoe zetten we koers rond Fuerte, en weerom schuiven de hoge, rosbruine bergen langs stuurboord voorbij. Aan kaap Morro Jable wordt het koers west, we komen in de luwte van het eiland en de wind valt weg. Motor bijzetten, de rimpels opzoeken, ons losvaren uit de turbulenties, om dan uiteindelijk de rauwe oceanswell onder de kiel te voelen.
De trip is 80 mijl, er moet nog de helft afgevaren worden, maar met een goeie knik in de schoten boord het schip zich door de golven. De avond valt, Las Palmas is duidelijk te zien. De haven schettert in een wolk van licht, en het is zoeken naar de juiste bakens tussen tankers voor anker, schelverlichte boorplatforms, havenmuren,... Enfin, we volgen enkele binnenvarende jachten en varen alzo de nauwe haveningang voorbij (niet erg). 
Uiteindelijk komt alles op zijn poten. De jachthaven is overcrowded van passanten. Dit is voor de meesten de laatste stop naar de Atlantische oversteek.
Hier is een concentraat van winkels waar je bijna alles vindt ter ondersteuning van de boot. Ik kocht hier een sateliet noodzender met ingebouwde gps. Je weet maar nooit, vanaf nu zijn het de “grand large” afstanden ver weg van land.
Hier waren ook veel “bootstoppers”: gasten die zoeken naar een boot om over te steken. Make my dream come true, we go for it. Tot je hun ervaring vraagt. Er is geen weg terug eenmaal vertrokken. Achteraf hoor je dan verhalen van opstappers die heel de oversteek zeeziek bleven, make my dream come true?

Ik herinner me Las Palmas meer dan 30 jaar geleden, het havengebied was rough, je kon bij nacht beter aan boord blijven want gringos in dit desperadogebied waren niet veilig. Nu is het opgekuist, maar de wijken achter de oude stad moet je niet gaan bezoeken na zonsondergang. De jachthaven is een eiland van de jachties op een eiland (an island on an island).
We prepareerden ons voor de volgende track: 900 mijl tot de Kaapverdische eilanden. Dat wil zeggen: eten inslaan, zelfs voor de lange termijn want op de Kaapverdische is alles veel duurder en het aanbod kleiner. We hebben hier een gerookte hesp moeten kopen, goeie wijn enzovoort, maar voor de rest was het schip voldoende voorzien van proviand.
Trouwe copiloot Kristien is naar andere oorden vertrokken. Het zwaarste stuk van heel de reis tot nu toe hebben we met ons twee gedaan, hier beginnen de bestendige passaat en de relatief gemakkelijke zeilroutes, spijtig dat ze er nu niet bij was.

Right, de noordooster blaast bestendig met volle trompet, time for take off!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten